Planetoïde 9611 Anouck, of hoe Anouck aan haar planetoïde kwam

Ik werkte van 2001 tot 2003 voor het AD in Rotterdam, op de wetenschapsredactie. Het grootste en mooiste cadeau dat ik daar kreeg, was een planetoïde met mijn naam. Op 450 miljoen kilometer van de aarde zweeft sindsdien een rotsblok dat naar mij is genoemd. Hoe dat zo kwam, lees je hier. Wil je zien waar de Anouck op dit moment is, kijk dan op de website van het Minor Planet Center.

Plaatje van de baan van planetoïde Anouck
In geel/blauw de baan van planetoïde Anouck

Artikel in Algemeen Dagblad van 28 mei 2003

Sterrenkundigen ontdekken dagelijks nieuwe hemellichamen, die zij zelf een naam mogen geven. Tussen de grote namen – Einstein, Newton, Chopin, Van Gogh – cirkelt sinds januari 2003 de Anouck: een planetoïde vernoemd naar de AD-wetenschapsredacteur Anouck Vrouwe.

De sterrenwacht Hoher List in de Duitse Eifel ligt er verlaten bij. Alleen gepensioneerde sterrenkundige Eric Elst kijkt tevreden naar de heldere sterrenhemel. ,,Dit wordt een mooie nacht”, concludeert hij. “Eens zien of er nog wat te ontdekken valt.”

Vroeger ontdekte hij soms honderden nieuwe planetoïden per week. Nu mag hij blij zijn als hij na drie nachten meten één ruimterotsblok op zijn naam mag schrijven. “Het is bijna voorbij”, weet hij. “Er komt een dag dat Linear ze allemaal vindt.” Linear is zijn digitale concurrent. Het computerprogramma is er op gericht aardscheerders te ontdekten – planetoïden die gevaarlijk dichtbij de aarde komen. Grote telescopen scannen de hemel af, volautomatische software traceert de planetoïden. De kruimels zijn voor Elst.

Elst werd in 1985 gegrepen door de kleine planeetjes. Nu is hij een van de laatste die zijn opnamen nog handmatig doorpluist op zoek naar vlekjes – planetoïden. “Het blijft leuk. Planetoïden opsporen is een race. Je wilt altijd de eerste zijn”, aldus Elst. ,,Wie er een ontdekt, mag hem een naam geven. Dat maakt het zo leuk.”

Eric Elst vond Anouck een mooie naam voor een planetoïde. Nu cirkelt het rotsblok tussen Mars en Jupiter, te midden van de planetoïden Newton, Darwin, Oort, Van Gogh en Ockels.

Een jaar eerder had ik in de sterrenwacht in Leiden nog bot gevangen. “Ik vernoem mijn planetoïden alleen naar wetenschappers, musici en kunstenaars. Collega-astronomen krijgen er pas een als ze 50 worden”, antwoordt de sterrenkundige Ingrid van Houten op de vraag ‘wie zij aan de hemel zet’.

Op een foto stonden soms wel 400 nieuwe planetoïden

Van Houten is de menselijke recordhouder planetoïde-jagen. Zij ontdekte samen met haar man tussen 1960 en 1977 meer dan 2700 nieuwe planetoïden. “Wij hadden de beste telescoop tot onze beschikking. Daarmee konden we planetoïden zien die niemand anders zag. Het was in die tijd nog allemaal handwerk. We maakten opnamen op grote glasplaten. De sterren worden puntjes, omdat de telescoop met de sterren meedraait. De planetoïden bewegen sneller en laten dan streepjes achter op de foto. Met de hand zochten we op de foto’s tussen al die sterren naar streepjes.”

Uit haar archief trekt zij foto’s tevoorschijn. Honderden witte puntjes, handmatig genummerd. Wat een priegelwerk. Op één foto stonden soms wel 400 nieuwe planetoïden. Een opname uitpluizen kostte de Van Houtens vier dagen. In de beginjaren moest ook de baan van de planetoïde nog met de hand worden berekend, later hielp de computer. De planetoïden bleken in ‘families’ voor te komen: groepen brokstukken van uiteengespatte planeten-in-wording. Veel van die planetoïden krijgen nu pas een naam. Van Houten: “Ze krijgen eerst een voorlopig nummer. Een naam komt pas als hun baan heel precies is vastgesteld. Daarvoor moeten ze minstens vier keer waargenomen zijn tijdens hun omloop om de zon. Dat kan jaren duren.”

Ga er zelf maar een ontdekken
Nog iedere maand moet zij tientallen namen bedenken voor haar planetoïden. Hoewel het haar zwaar valt, goede namen te bedenken, piekert ze er niet over er een Algemeen Dagblad te noemen. “Die naam zou niet door de toetsingscommissie komen. Bedrijfsnamen zijn niet toegestaan, net zo min als namen van politici.” En Anouck? “Dat zou kunnen, die naam is nog vrij.” Maar Van Houten geeft haar planetoïden niet zomaar cadeau. “Als ik dat doe, staan ze straks in rijen dik voor de deur.”

Roger Sudbury is woordvoerder van Linear, het Amerikaanse programma dat dagelijks nieuwe planetoïden ontdekt. Hij is evenmin erg toeschietelijk. “We stellen de namen ter beschikking als prijs voor wetenschapswedstrijden, om de interesse van de jeugd voor wetenschap en techniek vast te houden. En we eren er leraren mee, voor hun belangrijke werk, maar we geven ze niet weg. Ga er zelf maar een ontdekken.” Het is echter tegen de etiquette om een planetoïde naar jezelf te vernoemen.

Nog 2000 te gaan
Vastbesloten me daar niets van aan te trekken, neem ik contact op met de Antwerpse planetoïdenjager Eric Elst. Ik vraag hem op ik een keer mee op jacht mag, in de hoop er een te ontdekken. Elst staat tweede op de lijst van de meeste ontdekkingen. Hij heeft er zijn leven duizenden planetoïden ontdekt, waarvan er 2500 nu een definitief nummer hebben. “Het is het naamgeven dat het zo leuk maakt. Ik heb al 500 namen verzonnen, dus ik heb er nog 2000 te gaan.”

Hij wil me op de sterrenwacht in de Eifel graag laten zien hoe het zoeken in zijn werk gaat. Ook heeft hij een verrassing. “Anouck is een leuke naam die nog niet vergeven is. Ik zie geen principieel bezwaar om een van mijn planetoïden zo te noemen. Wel moet ik er zeker van zijn dat die naamgeving niet voor commerciële doelen wordt gebruikt”, laat Elst me weten. Hij vraagt om een CV’tje en stuurt de aanvraag naar het Centre for Minor Planets. Twee maanden later komt het bericht dat de naam is goedgekeurd. De planetoïde die de voorlopige aanduiding 1992 RF7 droeg, heet voortaan Anouck. Bizar. Mijn naam aan de hemel.

Ik bekijk de gegevens over de Anouck op internet. Elst heeft hem op 2 september 1992 met een telescoop in Chili ontdekt. Erg groot is het rotsblok niet, vermoedelijk enkele tientallen kilometers – bijna een stofje op astronomische schalen. Hij staat grofweg 450 miljoen kilometer van de aarde, maakt in 5,6 jaar een rondje om de zon en volgt een bijna cirkelvormige baan.

Een planetoïde. Zou het een nieuwe zijn?

Nog nooit een planetoïde gezien, er wel een gekregen. Dat kan natuurlijk niet. Samen met Elst kruip ik in de Duitse Eifel alsnog achter de telescoop. Een ontdekking zou mijn knagende ‘dit-heb-ik-niet-verdiend’-gevoel verminderen. Als ik aankom, is Elst optimistisch. Hij heeft de avond ervoor een planetoïden gezien die misschien nog niet is ontdekt. Deze nacht wil hij hem opnieuw opsporen. In een grote koepel staat een meterslange telescoop. Krakend opent het houten dak zich – de inktzwarte sterrenhemel is zichtbaar. Elst: “De romantiek van het in de koepel aan het werk zijn, is er niet meer bij. De besturing zit beneden, alles gaat met de computer.”

Zou het een nieuwe planetoïde zijn?
Toch houdt hij nog steeds van de eenzame nachten op de sterrenwacht. Klein onder de sterrenhemel is er tijd voor grote gedachten. “Sterren kijken is een beetje mediteren.”  We wachten achter zijn computer tot de opnamen binnenstromen, die de digitale camera onderaan de telescoop maakt. Elst vertelt wat ik moet doen. Ik voer de coördinaten in en hoor boven me de telescoop draaien. De Anouck is niet zichtbaar: pas in december komt de planetoïde weer in beeld. Wel vinden we de planetoïde van de dag ervoor terug. We maken tot vier uur ’s nachts opnamen en bekijken daarna vluchtig de resultaten. Op een van de opnamen is een vaag vlekje te zien. Een planetoïde. Zou het een nieuwe zijn?

De teleurstelling komt de dag erna. De planetoïde gaat aan onze neus voorbij. Het Minor Planet Center, waar de planetoïden worden geregistreerd, meldt dat het object eind maart al door iemand anders is ontdekt. Door de twee extra opnamen zijn er nu genoeg waarnemingen om een baan te berekenen: de planetoïde krijgt een voorlopig nummer. Elst beschouwt het toch een beetje als een Hoher List-ontdekking: “Het is een herontdekking. Niet slecht.”  De jacht is niet voor niets geweest.