“Ik ben Esther.” Ik krijg een hand. “Ik wil een keer bij je langskomen. Ik ga deze zomer naar Nederland op vakantie.” Nee maar. Operatie Stroopwafel werpt weer eens vruchten af. Ik zeg dat ze van harte welkom is. Maar dan stopt de lift al, Esther is er en stapt uit. Ik roep haar na dat we dit weekend thuis zijn en dat ze op ieder moment langs mag komen.
Waar je in Nederland elkaar begroet als je in een lift instapt, desnoods met alleen een knikje, zeggen Koreanen gewoonlijk niets. Ze stappen in stilte in en in stilte weer uit. Elkaar niet storen is hier een belangrijk motto – dus praat je niet in de langeafstandsbussen en vermijd je oogcontact met anderen als je over straat loopt. Die ander heeft immers niet gevraagd om jouw gezelschap, dus jij dringt je niet op. De eerste weken in onze nieuwe flat voelde ik me hoogst ongemakkelijk bij de zwijgzaamheid in de lift. Wij waren overduidelijk nieuw – en opvallend, maar niemand zei wat. Ook niet als ik hallo zei bij binnenkomst. Terwijl ik zo graag wat mensen in de flat zou leren kennen.
In Nederland zou ik aan de deur kloppen bij nieuwe buren, hier durfde ik dat niet. Te opdringerig. Maar ik wilde wel heel graag wat buren leren kennen. Dus besloot ik de flat een brief te schrijven. In die brief stelde ik ons voor, en nodigde ik iedereen die dat wilde uit om kennis te maken.
Stroopwafels sprokkelen
Bij kennismaken hoort ook wat lekkers, en ik had per stuk verpakte stroopwafels zien liggen bij de Daiso – een soort Action. Dat leek me leuk voor erbij. Ik kocht bij de Daiso de hele voorraad op en ging tevreden naar huis. Daar ontdekte ik dat de hele voorraad bij lange na niet genoeg was voor de flat. Ik had 32 koekjes en 71 buren. Dus naar de andere Daiso. Geen stroopwafels. De volgende – wel stroopwafels, maar slechts twee pakjes. Lang verhaal kort, na zes Daiso’s had ik ze bij elkaar gesprokkeld.
De ochtend nadat ik de brieven in de brievenbussen had gegooid, lagen er twee brieven op de stapel oud papier in de hal. Ik viste ze op en nam ze mee naar huis (twee stroopwafels, ook lekker). Maar na dit teleurstellende begin, begon het te lopen. We kregen een lieve brief terug van een flatgenoot die in Canada had gewoond, en al snel gingen we samen wat drinken. We kregen een schattig, zelfgemaakt, Nederlandstalig stripje in de bus met Gidong in de hoofdrol, een klein wit hondje in de flat. We kregen snoepjes. We kregen nog een brief, van een vrouw die ook op de school van de kinderen had gezeten. Haar ouders wonen in de flat.
En bovenal kregen we kleine gesprekjes in de lift. “Ben jij van die brief?” Of gewoon alleen een goedendag. En ook als we allemaal niets zeggen, dan voelt het nog anders dan eerst. De buren weten wie we zijn, we horen erbij. Operatie Stroopwafel is geslaagd.
En Esther? Haar heb ik daarna niet meer gezien. Waarschijnlijk had ik de afspraak concreter moeten maken, een tijd af moeten spreken. Met haar mee uit moeten stappen. Of ze heeft gewoon nog geen tijd gehad. Ik weet het niet. Maar ik hoop haar snel weer tegen te komen in de lift.